Discipelen van de Heere Jezus

Serie 'Discipelen' Discipelen van de Heere Jezus

Twaalf mannen. Hele gewone mannen uit Israël. Zij worden door de Heere Jezus gekozen. Een bijzonder moment in de heilsgeschiedenis. Twaalf, een bijzonder getal in Israël. Drie jaren zijn ze bij de Meester. Ze leren van Hem. Ze volgen Hem, omdat Hij dat wil. Ze hebben Hem lief, omdat Hij hen eerst heeft liefgehad. Hij bidt voor hen. Zij worden apart genomen door Hem, om straks de wereld in te gaan om van Hem te getuigen. Hun leven staat in het teken van twee woorden: Volg Mij.

Gebedsnacht op de berg
Jezus was vaak alleen op een berg. Hij bad tot Zijn Vader. We lezen maar een keer dat hij een hele nacht bad: En het geschiedde in die dagen, dat Hij uitging naar de berg om te bidden, en Hij bleef de nacht over in het gebed tot God (Luk.6:12). Na deze nacht kiest Hij Zijn twaalf discipelen. Wist jij dit? Het geeft aan hoe belangrijk dit moment voor Jezus is. Hij gaat een belangrijke beslissing nemen en daarvoor is Hij een nacht in gebed.

Twaalf
Het getal twaalf is heel bijzonder. Er waren twaalf stammen in Israël. Er zijn ook twaalf discipelen. Deze twaalf zijn zonen van Israël die Jezus kiest om een nieuw begin in Israël te maken, met daarin de belofte aan Abraham dat Israël tot een zegen zal zijn voor alle volken. De ‘twaalf’ wordt ook een algemene aanduiding voor de groep discipelen, zelfs als Judas afvalt. Uit de verkiezing van Matthias, als vervanger, merk je hoe belangrijk dat getal is. De discipelen zijn wat de twaalf stamvaders zijn voor het oude Israël. Zij vertegenwoordigen de kerk.

Roeping en uitzending
Eerst waren er vier jongeren, Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas, die steeds in Jezus’ nabijheid waren. Nu kiest Jezus er twaalf uit. Hij roept Zijn discipelen bijeen en uit hen kiest hij twaalf mannen, die Hij ook apostelen noemt. Zo staat het letterlijk in Lukas. Twaalf worden er verkozen, om altijd bij Hem te zijn. Ze worden uitgezonden in Israël. Dit is twee aan twee gebeurd. Dat is belangrijk, want dit heeft bijzondere verhoudingen gegeven tussen de discipelen.

Jezus houdt hen vast
Zie je de twaalf staan? Jong. Niet intellectueel. Afkomstig uit het verachtte Galilea. Zondaren. Onwetende leerlingen. Mannen die zelf zwak zijn. Ze maken fouten; zijn in verwarring; krijgen onderling ruzie over wie de belangrijkste is; slapen als ze moeten waken en als hun Meester wordt gebonden vluchten ze weg. In die donkere nacht gaat Jezus Zijn weg alleen. Is dit het einde van het veelbelovende begin, toen Jezus Zijn discipelen koos? Nee! De opgestane Heere Jezus heeft hen opgedragen aan Zijn Vader. Hij houdt ze vast. Maar Jezus doet meer.
Na Zijn opstanding opent Hij hun ogen. Weer een bijzonder moment. Je leest het aan het einde van Lukas: Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden (Luk.24:45). Zo worden zij apostelen, getuigen van de opstanding van Christus uit het graf.

Vanaf Jeruzalem moet in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving van zonden onder alle volken. Zij zullen de kracht uit de hoogte met Pinksteren ontvangen (Luk.24:47-49).
En Judas Iskariot dan? Waarom heeft de Heere Jezus Judas gekozen? Dat weten we niet. Calvijn ziet er een waarschuwing in voor allen die dienen in de kerk van Christus. Luister naar het woord van Jezus: De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens door welken de Zoon des mensen verraden wordt het ware hem goed, zo die mens niet geboren ware geweest (Matth.26:24).

Gewone mannen
De twaalf discipelen zijn opvallend onopvallend. De Heere Jezus kiest hen uit om het fundament te vormen van het nieuwe Israël. Wat opvalt is dat er geen enkele aanduiding is die op hoge functies wijst binnen de samenleving. Er is maar één sociale aanduiding binnen de kring van discipelen: Levi de tollenaar. Deze aanduiding is wel veelzeggend. Niet als het om de jongeren van Jezus gaat, maar wel als het om Jezus gaat. Want in deze aanduiding lees je hoe groot Jezus, ontferming en liefde voor zondaren is. Van anderen geven de Evangeliën meestal wel een sociale aanduiding: Nicodémus, een overste der Joden (Joh.3:1); Jaïrus, overste der synagoge (Mark.5:22); Jozef, een rijk man van Arimathéa (Matth.27:57).

Volgen van de Rabbi
Wat leer je van de discipelen? In ieder geval hebben zij allen hun eigen verhaal. Ze vormden ook een eenheid. Zij zelf zochten die niet, maar Jezus verzoende hen. Hij gaf hen onderwijs. Leerling van Jezus worden en Hem volgen in Zijn voetspoor is nu nog het beeld van allen die Jezus door genade hebben leren kennen. Wat weten zij weinig van Jezus, als Hij Zichzelf aan hen bekend maakt. Wat hebben zij Zijn onderwijs nodig. Wat leren ze iedere dag weer dat zij onwetend zijn. Maar wat leren zij van Hem ook dat Hij een volkomen Zaligmaker is. Als de Heilige Geest hen door het geloof leidt, willen ze alleen aan Zijn voeten zitten en achter Hem Zijn voetstappen drukken. Wat denk jij van de Christus? De leerlingen van Jezus laten je zien dat Hij zondaren tot Zijn discipelen wil maken.

Discipel en apostel
Discipelen zijn volgelingen, leerlingen van een rabbi. Dat was in Israël niet uniek. Rabbi’s hadden een kring van leerlingen. Denk maar aan Saulus die aan de voeten van Gamaliël verkeerde. Meestal koos een leerling een rabbi. Bij de Heere Jezus gaat dit omgekeerd: Hij kiest Zijn leerlingen uit. Hij kent ze, zoals Hij dat alleen maar kan. Hij is hun Schepper, maar ook hun Herschepper (Joh.1:48-50). Ze worden discipelen genoemd, maar ook apostelen. Vooral Lukas noemt hen zo. Apostel betekent ‘boodschapper’ of ‘gezondene’. Ze krijgen een bijzondere opdracht om Zijn getuige te zijn onder alle volken.

Twaalf discipelen
Simon (Petrus); Andreas; Jakobus; Johannes; Filippus; Bartholoméüs; Thomas; Mattheüs (Levi de tollenaar); Jakobus, zoon van Alfeüs; Simon Zelotes (of Kananites); Judas van Jakobus (Thaddéüs); Judas Iskáriot.

Structuur
De namen van de twaalf vinden wij in lijsten. Deze lijsten verschillen. De namen zijn soms anders (Matth.10:1-4; Mark.3:16-19; Luk.6:14-16; Hand.1:13). Toch is er wel iets dat opvalt. Er zijn drie viertallen binnen de twaalf die niet vermengd worden.
Het eerste viertal begint altijd met de naam van Simon (Petrus). Zijn naam wordt gevolgd door de namen van de broers Jakobus en Johannes. Andreas, de broer van Petrus is de vierde.
Het tweede viertal begint altijd met Filippus. Dan komen de namen van Bartholoméüs, Thomas en Mattheüs, in wisselende volgorde.
Het derde viertal begint altijd met Jakobus, zoon van Alfeüs en eindigt altijd met de naam van Judas Iskariot, de verrader. Daar tussen staan twee andere namen. Lukas noemt Simon Zelotes en Judas (de broer) van Jakobus. Bij Mattheüs en Markus kom je eerst Simon Kananites tegen, gevolgd door Thaddeüs.

Dit artikel verscheen eerder in Daniël.

Thema

Dit artikel valt onder een van onze basis thema's:

Lees meer: