Na de nacht op de dorsvloer ging Boaz niet naar huis. Hem wachtte een intensieve werkdag. Hij begaf zich naar de poort, de plaats waar de raadsheren van Bethlehem vergaderden en hun besluiten namen.
Ruth 4: 1-12
Boaz was met opzet vroeg; dan kon hij iedereen spreken die nodig was om de zaak van Ruth tot een oplossing te brengen. Dat was de man die meer recht had om Ruth te lossen. Maar ook tien stadsoudsten nodigde hij uit om deel te nemen aan de beraadslagingen (vers 1 en 2).
Zo heeft hij de vraag van de lossing van Ruth aan de orde gesteld. En eerst zei de ‘nadere losser’ dat hij dat wilde doen (vers 3,4). In het jubeljaar zouden alle erfdelen terug komen bij de oorspronkelijke families. Hij was bereid om de tussenliggende jaren te overbruggen; financieel was er voor hem geen belemmering.
Maar vervolgens trok hij zich toch terug (vers 5 en 6). Hoe kwam dat? Boaz had nog een belangrijk argument achter de hand gehouden. Want aan de lossing van Elimelechs erfdeel verbond hij het leviraatshuwelijk met Elimelechs schoondochter. En dat was voor deze ‘nadere losser’ te veel gevraagd.
Waarom stelde Boaz dit zo voor? Was dat om de zorg voor Ruth? Niet per sé, want met de lossing van Elimelechs erfdeel zou er voor Ruth ook onderdak en inkomen zijn. Maar als Elimelech geen nageslacht kreeg, zou het erfdeel later alsnog in andere handen terecht komen. Dàt was waar Boaz aan dacht (vers 10b). De lijn van Gods verbond moest voortgaan! De nadere losser vond dat juist een bezwaar. Want hij had het gevoel dat hij daarvoor zijn eigen erfdeel in de waagschaal moest stellen. Was hij bang voor vermenging? Of vertrouwde hij Ruth niet? Haar eerste man was gestorven. Rustte er een vloek op haar? Als hij haar tweede echtgenoot werd en ook zou sterven, zou zelfs zijn eigen erfdeel gevaar lopen!
Zo kwam de opdracht bij Boaz terecht. Plechtig klonk uit Boaz’ mond de verklaring dat hij het erfdeel van Elimelech en zijn zoons aanvaardde. Dit besluit werd bezegeld met de ceremonie van de schoen (vers 7-8). Luister! Daartoe aanvaard ik mij ook Ruth, de Moabitische, de huisvrouw van Machlon, tot een vrouw (vers 9-10a). De heidense Ruth was voor Boaz niet te min!
Boaz is een type van Christus. Hoe bereidwillig was Hij om Zijn Borgwerk te doen. Toen zeide ik: Zie, ik kom; (…) Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen (Ps. 40:8-9). Wat heeft het Hem gekost om Zijn bruid te verwerven. Hij verliet de heerlijke hemel om te wonen in een tranendal. De eer van de engelen verwisselde hij voor de schande van mensen. En Hij betaalde met Zijn eigen bloed, dat Hij toonde aan de Vader in de hemel. Nee, zondaren zijn voor Hem niet te slecht. Het is Zijn liefste werk de Zijnen te verlossen van de dood en hun het eeuwig leven te geven. De getuigen hebben met de gang van zaken ingestemd. Ze verwezen naar Perez, die uit een leviraatshuwelijk geboren was. Ze gaven Boaz hartelijke zegenwensen mee (vers 11 en 12).
En Ruth? Zij was naar huis gegaan en bij dit alles niet aanwezig. Zit stil, mijn dochter, had Naomi gezegd. Het hing van Boaz af. Ze moest wachten op hem en het van hem verwachten.
Heeft de Heere Jezus in jouw leven waarde gekregen? Al Gods kinderen moeten leren dat zij zelf niet aan Gods recht kunnen voldoen. Eerdere geestelijke ervaringen kunnen niet helpen. Je hebt een Borg nodig. Dat God jou om Jezus’ wil Zijn genade geeft. Is het ook jouw gebed: ‘Heer’, wat zou Gij mij toch geven? Geef mij Jezus of ik sterf. Zonder Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.’
Dit artikel verscheen eerder in Daniël