Enigszins gespannen loop ik naar mijn functioneringsgesprek. In mijn hand een zogenaamd persoonlijk ontwikkel plan. Heb ik goed genoeg gepresteerd? Wat heb ik de afgelopen tijd gedaan om mijzelf te ontplooien? En wat zijn de stappen die ik het komende half jaar ga zetten?
Zelfontplooiing: Een hot item in onze maatschappij. En wij kunnen er met een gerust hart aan meedoen, zo lijkt. ‘Je moet immers je talenten gebruiken?’ We denken dan vaak aan de gelijkenis van Jezus over de talenten (zakken geld). Deze gelijkenis gaat echter niet over het over het gebruik van lichamelijke talenten, maar van geestelijke. Bovendien zijn het gekregen talenten. Wat zegt de Bijbel over het gebruik van je talenten?
God Zelf gaf jou talenten
Het eerste Bijbelse uitgangspunt is: God Zelf, je Schepper, heeft jou talenten gegeven. Als je ouder wordt, kom je er achter waar je goed in bent. Je ontdekt dan bijvoorbeeld: ik maak heel gemakkelijk contact met mensen, ik ben goed in cijfertjes, het werken met hout zit in mijn vingers, of: ik heb een talenknobbel. Er is niets mis mee om van jezelf te weten wat je wel kunt en wat niet. De Heere Zelf heeft je immers sommige gaven wel gegeven en andere niet. Er mag plaats zijn voor een gezonde zelfwaardering. Je weet wat je niet kunt, maar ook wat je wel kunt. Je hoeft jezelf niet minder te voelen dan anderen.
Gods bedoeling met jouw talenten
Dat je je talenten van God kreeg, betekent dat je deze talenten alléén mag gebruiken voor de dingen die God wil. Als eerste heeft God aan alle mensen de opdracht gegeven om de aarde te bouwen en te bewaren (Gen.2:15). Als tweede om vruchtbaar te zijn en te vermenigvuldigen (Gen.1:28). Mensen hebben gaven gekregen om de schepping te beheersen, om alles in goede banen te leiden. De Heere geeft ons dus de opdracht om een plaatsje in te nemen in de maatschappij. Daar hoort heel veel bij: je opleiding, je werk, huwelijk, kinderen krijgen en opvoeden, je naaste helpen, je taken in Gods gemeente. Allemaal dingen waarvoor je je talenten volop in moet zetten. Zo heeft God dat gewild. Maar let op: je leven is niet pas ‘compleet’ als je al deze dingen tegelijk doet. Niet iedereen komt tot een huwelijk. Niet in alle huwelijken komen er kinderen. Een moeder in een gezin werkt wellicht niet. De één heeft zijn dagtaak in de hulp aan de naaste, de ander in Gods gemeente. Je mag je talenten dus gebruiken voor datgene waar God je voor roept.
Hoe gebruik jij je talenten?
‘Je moet je talenten gebruiken,’ is typisch een uitspraak die wij graag gebruiken. Of is het mísbruiken? Je gaat helemaal op in je werk, en zegt ‘je moet je talenten gebruiken’. Je werkt, werkt, werkt, zonder ooit aan je kostbare ziel te denken, ‘want je moet je talenten gebruiken’. Het krijgen van kinderen ‘stel je uit’, want je moet eerst carrière maken. Koste wat het kost wil je als jonge moeder blijven werken, ‘anders gebruik je je talenten niet’. Of nog erger: ‘je doet de maatschappij tekort’. Je verkoopt je ziel aan de (top)sport, ‘want je moet je talenten gebruiken.’ Als we alleen maar onszèlf ontwikkelen, komen we nooit verder dan zonde en tekort. Sinds de zondeval is er niets meer goed. Alle dingen zijn ontaard en verwrongen. Het gebruik van onze talenten gaat samen met wereldsgezindheid, trots, hoogmoed, zucht naar geld en aards genot. Kijk eens van een afstandje naar jezelf, en stel jezelf eens de vraag: waar doe ik het allemaal voor?
Kan God mij wel gebruiken?
Zijn mijn talenten wel nuttig in Gods koninkrijk? Een begrijpelijke vraag. Talenten van het hart, bijvoorbeeld werken in de zorg, lijken soms nuttiger dan sommige talenten van het hoofd of de handen. “Hoe nuttig ben ik als ik de administratie van een bedrijf moet doen?” Hoewel je hier biddend mee bezig mag zijn, hoef je jezelf deze dingen niet voortdurend af te vragen. De Heere Zelf gaf je deze interesses en talenten. Hij legde deze taken op je schouders. Het gaat er niet om welk werk je doet, maar voor Wie jij leeft. Bid jij iedere dag? “Heere, wilt u mij zegenen en tot een zegen stellen? Geef dat in mijn doen en laten Uw naam niet gelasterd, maar geëerd mag worden. Leer mij om trouw Uw naam te belijden.” Het is een grote troost om te weten dat God Zélf voor Zijn eer zal zorgen. Daarom mag je er niet aan twijfelen of Hij zo een gebed zal horen. En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort (1 Joh 5:14). Het gaat er ook om hóe je je taken doet. Het valt op als je als een christen leeft. IJverig, betrouwbaar, vriendelijk, eerlijk, behulpzaam, matig, zachtmoedig. Je moppert en roddelt niet. Je spreekt met respect over je naaste. Een collega waarmee het contact stroef verloopt, wordt verrast door je meeleven. Je draait je hand niet om voor een vervelende klus. Je werkt hard en met toewijding, maar je collega’s zien: er is een grens. Werk is niet álles in zijn of haar leven. In het uitvoeren van je taken brengt God medemensen op je pad. Als moeder thuis ontmoet je buren, of op het werk collega’s, klanten en cliënten, of als je nog op school zit, medeleerlingen. Het is Gods wil dat je voor hen een wegwijzer bent, maar ook dat je voor hen bidt. Ik vermaan dan vóór alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle mensen (...) want dat is goed en aangenaam voor God onze Zaligmaker (1 Tim.2:1-3). Bid jij voor de tijdelijke en geestelijke nood van je naaste? Niet zelfontplooiing, maar een biddend en afhankelijk leven is tot Gods eer, en wie weet, tot zaligheid van anderen!
Beter zwak dan sterk
Vind jij het ook zo’n onmogelijke opdracht om als een chrísten je taken te verrichten? Zodat je hele leven heen wijst naar Hem? Je karakter zit je tegen. Een niet-gelovige collega is veel vriendelijker en behulpzamer als jij. Je mag blij zijn als je dagelijks tegen je eigen tekortkomingen aanloopt. Als dat je verdriet geeft, is het een teken van Gods werk in je hart. Hoe minder goed je het zelf kunt, hoe meer je de Heere in alles nodig hebt, hoe meer je het geheim zult leren: Zo zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone (2 Kor.12:19). De Heere Jezus is een volkomen Zaligmaker. Hij zorgt niet alleen voor vergeving van zonden. Hij zorgt ook voor heiligmaking. En Gode dienstbaar gemáákt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking (Rom.6:22).
Wat ben je arm als je je leven lang bent bezig geweest met jezelf. Alleen zelfontplooiing. De hemelpoort zal dan dicht blijven. Want daar is de vraag: Heb je het voor Mij gedaan? Er zullen ook mensen voor een dichte hemelpoort staan zijn die dáchten dat ze alles voor de Heere deden. Ze zeiden in hun leven altijd ‘Heere, Heere’. Maar God zal zeggen: “Je hebt Mijn wil nooit gedaan. Je deed alles voor jezelf.” Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij, Die de ongerechtigheid werkt (Mat.7:23). Denk er over na.
Geschikt/Ongeschikt
Of je nu aan auto’s sleutelt, in de verpleging werkt, op kantoor zit, of voor de klas staat; je bent ongeschikt voor God. Al heb je het grootste talent van de wereld, het maakt je echt geen beter mens in Gods oog. Alleen als je voor God bruikbaar wordt gemáákt, zul je Hem (met je talenten) kunnen dienen. Daar is een wonder voor nodig. Je moet opnieuw geboren worden. Paulus zegt: Stelt uzelven Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid (Rom.6:13). Iemand die niet opnieuw geboren is, is als een dood lichaam. Het kan geen enkel ledemaat verroeren om iets goeds te doen voor de Heere. Zie je dat al onze inzet van onze talenten en gaven voor God niet meetellen, als we Hem niet toebehoren? Uiteindelijk is dan de ontplooiing van je talenten nutteloos, waardeloos.
Geschikt/Ongeschikt
De Heere maakt Zijn kinderen bruikbaar in Zijn koninkrijk. Ze zullen vrucht dragen (Joh.15). Dat is ook hun diepe verlangen geworden. Ken jij dat ook? De Heere leert je dan om al je talenten en krachten in Zijn dienst te besteden. Weet je hoe? Door je trotse ‘ik’ te knakken. Hij zorgt ervoor dat je niet meer op eigen benen kunt staan. Je merkt: In eigen kracht, en met mijn eigen goede bedoelingen kom ik nergens. In ieder geval bereik ik niets wat tot Gods eer is. Hij neemt je op de school van Christus, waar je leert: Al wat uit het geloof niet is, is zonde. Er komt een diep verlangen om je hele leven aan Hem toe te wijden. Lees maar:
En Hij is voor allen gestorven, opdat degenen die leven, niet meer zichzelf zouden leven, maar Dien Die voor hen gestorven is, en opgewekt is (2 Kor.5:15).
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is (...) Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. (Kol.3:1)
Wie opnieuw geboren is, heeft maar één hoofddoel in het leven: Gods eer en de komst van Zijn Koninkrijk. Is dat ook jouw grootste verlangen?
Dit artikel verscheen eerder in Daniël.